NEDERLANDER DIE INDIANEN HUN VERLOREN TAAL LEERT FORTALEZA.

Alles wat je maar kwijt wil over Brazilië.
Gebruikersavatar
quasimodo
Artikels: 0
Berichten: 4950
Lid geworden op: vr jun 08, 2012 23:17
Locatie: Erp

NEDERLANDER DIE INDIANEN HUN VERLOREN TAAL LEERT FORTALEZA.

Bericht door quasimodo » za jun 06, 2015 16:16

DE NEDERLANDER DIE INDIANEN HUN VERLOREN TAAL LEERT
Als de Braziliaanse Tapeba-indianen aanspraak willen maken op hun land, moeten ze bewijzen dat ze daar hun cultuur in stand houden. Daar hoort een moedertaal bij, maar die spreekt niemand meer. Zo kwamen ze terecht bij een Nederlandse taalkundige.

Tekst Mieke Zijlmans
Ontwerp Wendy van der Wauw
Realisatie Mirjam Leunissen

In krakkemikkige houten huisjes waartussen kinderen spelen en vieze varkens, kippen en magere honden rondscharrelen, wonen de Tapeba van Caucaiá. Een Braziliaans indianenvolk dat zo’n zevenduizend zielen telt. Hedendaagse indianen in T-shirt en korte broek.

Indianentooien en -beschilderingen komen alleen tevoorschijn tijdens traditionele rituelen.

Arme sloebers zijn het: de vrouwen kweken gekleurde bonen, de mannen verbouwen groente, ze vissen, vangen krabben en jagen op klein wild. Ze wonen ten noorden van de havenstad Fortaleza, op een grondgebied dat een kleine 60 vierkante kilometer beslaat.

Deze Tapeba hebben een droom: ze willen hun oorspronkelijke moedertaal leren. Ze spreken nu alleen nog Braziliaans-Portugees. De taal van hun voorouders is al zeker tweehonderd jaar geleden uitgestorven. Maar ze hebben die taal weer nodig: als onderdeel van een eigen identiteit, waarmee ze aanspraak kunnen maken op landrechten in Brazilië.

Centraal in hun droom staat een Nederlandse taalkundige: Leo Wetzels. Een zestiger met een grijze kuif en een gouden brilletje, geen druppel indiaans bloed in de aderen. Woonachtig in het Noord-Hollandse Graft, een lintdorp tussen de weilanden. Meer dan één straat met huizen is het niet. Buiten een Hollands weidenlandschap, waarin de moestuin van de biologische boer die naast hem woont nog het meest exotische element is. Binnen doet alles denken aan Brazilië. Wetzels importeerde een schaakspel waarvan de stukken bestaan uit piepkleine indiaantjes in traditionele kleertjes. Tegen de muur plakte hij tropisch-regenwoudbehang met bontgekleurde papegaaien erop.

Wetzels heeft Brazilië bijna negentig keer bezocht en bracht er veel tijd door bij de indianenvolken. Hij deed taalkundig onderzoek tussen de indianen diep in de binnenlanden en werkte aan universiteiten in diverse grote steden in het land. Hij schreef een standaardwerk over de inheemse talen en onderzocht het Portugees van Brazilië. Tegenwoordig is Wetzels hoogleraar Romaanse talen en Amazonetalen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij geldt internationaal als een autoriteit op het gebied van de klankstructuur van Braziliaanse indianentalen.

In januari 2015 maakte Wetzels kennis met de Tapeba. Hun leiders hebben hem gevraagd of hij kan helpen met het terugvinden en aanleren van de taal van hun voorouders.

De grond waarop de indianen al eeuwenlang wonen is niet hún bezit, maar dat van de staat Ceará, een deelstaat van Brazilië. Langzamerhand krijgen de Tapeba het benauwd: de stad Fortaleza is gaandeweg tegen het land van de Tapeba aangegroeid en er zijn zelfs blanke nederzettingen in het indiaanse gebied.

De Tapeba proberen hun territorium nu officieel in handen te krijgen. Tot 1985 was dat kansloos: het Braziliaanse militaire regime had maling aan de rechten van de indianen. Sinds dat regime het veld ruimde, is er weer een luisterend oor voor de oorspronkelijke bewoners.

Kort door de bocht gesteld: wanneer de Tapeba hard kunnen maken dat hun volk altijd al op die plek heeft gewoond, dat ze er horen en er een eigen cultuur in stand houden, kunnen ze proberen bij de Braziliaanse overheid eigendomsrechten op het territorium laten gelden. Makkelijk wordt dat niet, want een kleine blanke elite in het aanpalende Fortaleza heeft belangen in het gebied: zij bouwde er fabrieken en woonhuizen. Die verdedigen ze tegen het vrijheidsdenken van de indianen.

Toch voelen de Tapeba dat ze nu een serieuze kans maken. Het idee dat de grond misschien hun eigendom kan worden, wakkert de hang naar hun oorspronkelijke cultuur aan. En naar de bijbehorende, vergeten taal. Zoals zoveel talen die werden gesproken door krimpende groepen moedertaalsprekers, zijn ook tientallen indianentalen uitgestorven.

Wetzels: ‘Veel indiaanse kinderen zien het voordeel niet van een eigen taal; ze willen zich Braziliaans voelen.’ Deze indianen verloren al eeuwen geleden hun trots, de Portugese kolonisten maakten gehakt van hun indiaanse identiteit. ‘Als ze een indiaanse taal spreken, worden ze uitgelachen door de Brazilianen; ze worden niet begrepen. Zo vervliegt de motivatie om met de taal ook de identiteit te behouden.’

Door het vooruitzicht de grond waarop ze leven te krijgen, verandert hun kijk op het indiaan-zijn. ‘Eindelijk kunnen de Tapeba weer trots zijn op hun volk, hun cultuur. Hun gevoel voor eigenwaarde krijgt er een opkikker van. Vandaar de vraag aan mij: welke taal moeten wij leren?’ Wetzels heeft de vraag naar de oorspronkelijke taal van de Tapeba besproken met Alina da Cruz. Zij is Braziliaanse van geboorte, onderzoeker van indianentalen aan de federale universiteit van Goyás, een andere deelstaat van Brazilië, en bij Wetzels aan de VU gepromoveerd. Historisch taalkundig redeneren van Wetzels en Da Cruz leidde tot het antwoord.

Wetzels: ‘Hun taal moet een vorm zijn geweest van het Tupinambá. Een uitgestorven taal uit de Tupi-Guarani-familie, die ruim dertig indianentalen telde.’ Tupinambá werd in de 16de eeuw gesproken langs de hele kust van Brazilië, van het hoge noorden tot aan Rio de Janeiro. ‘De Portugese kolonisten leerden die taal om handel te kunnen drijven met de indianen langs de kust. In hun kielzog brachten ze jezuïeten mee: missionarissen. Die legden het Tupinambá al rond 1600 vast in grammatica’s en woordenlijsten.’

Niet dat die jezuïeten nou zo geïnteresseerd waren in het welzijn van de indianen. Maar bekeren gaat een stuk makkelijker als je de taal van de bekeerling kent. De jezuïeten vertaalden onder andere de catechismus in het Tupinambá: de opsomming van kerkelijke regels die elke gelovige uit zijn hoofd moest leren. De jezuïeten kerstenden de indianen, de kolonisten hielden hen onder de duim.

Begin 17de eeuw trokken kolonisten en missionarissen samen met moedertaalsprekers van het Tupinambá met bootjes over de Amazone-rivier het binnenland in. Ze reisden helemaal tot aan de bovenloop van de Rio Negro, richting Venezuela. Overal onderwierpen ze indianen aan hun gezag. Die werden ingezet als arbeidskrachten, van platte slavenarbeid tot meer geciviliseerd werk. Het Tupinambá groeide in een eeuw tijd uit tot de língua geral: de contact-taal met veel sprekers, zowel onder indianenvolkeren als onder de Portugezen. Tupinambá-woorden kwamen in het Portugees terecht en omgekeerd. Bijvoorbeeld: pedasu is terug te vinden in het Portugese woord pedaço, ‘stuk’, terwijl het Braziliaanse sucuri voor de moerasslang anaconda uit het Tupinambá stamt.

In de driehonderd jaar die verstreken sinds de eerste Portugezen voet aan wal zetten in Brazilië veranderde het Tupinambá. Een 19de-eeuwse wetenschapper verzon een nieuwe naam voor de taal die zo was ontstaan: Nheengatú (spreek uit: Njeenkatoe), wat ‘goede (gatu) taal (Nheen)’ betekent.

Vanaf dat moment begon het aantal sprekers echter af te nemen. Bij een volksopstand in het Amazonegebied aan het begin van de 19de eeuw werden veel Nheengatú-sprekers gedood en ook tijdens de latere oorlog om Paraguay sneuvelden velen. Bovendien trokken Braziliaanse arbeiders uit het zuiden van het land – die het Nheengatú niet kenden – tussen 1840 en 1912 naar het noorden om er te gaan werken in de rubberindustrie. Traditioneel tweetalige steden als Belem en Manaus kregen een bevolking die alleen nog Portugees sprak. Zo stierf de indianentaal vrijwel overal uit. De indiaanse língua geral werd vervangen door het Portugees.

Maar sporen zijn er nog wel degelijk. Taalkundigen hebben de afgelopen decennia de historische verbanden in kaart gebracht en de vinger gelegd op nog levende restanten van de taal. In het noordwesten van Brazilië, langs de Rio Negro, gebruiken drie Arawak-indianenvolken van samen zevenduizend sprekers een hedendaagse variant van het Nheengatú. Aanzienlijk veranderd door het Portugees, maar nog steeds een variant van het Tupinambá.

Op zijn beeldscherm in Noord-Holland scrollt Leo Wetzels langs foto’s van hedendaagse Tapeba. Indianen die riten uitvoeren, versierd met huidschilderingen en traditionele parafernalia. Vervolgens twee mannen in alledaagse kleding. Shirts. Gewone broeken. ‘De linker is de hoofdman, de cacique (kasíki), zoals de Brazilianen de indiaanse leiders noemen.’

Op een foto is een groen stukje land te zien, met bomen op de achtergrond. Op de voorgrond ligt een berg puin: de resten van het huisje van de cacique. Dat is tegen de vlakte gebulldozerd door een stedeling die weleens even zou laten zien wie er de baas is in het land van de indianen. Willen de Tapeba tegen zulk lomp machtsvertoon kunnen optreden, dan zullen ze een officiële, cultureel en historisch onderbouwde vuist moeten maken.

Vandaar de hang naar een eigen taal: die versterkt de indiaanse identiteit. ‘Het Nheengatú heeft in elk geval wortels die teruggaan op hun eigen taal’, zegt Wetzels. De Nederlander heeft daarom aan de decaan van de letterenfaculteit in Fortaleza voorgesteld de indianen aan de universiteit de taal van hun voorouders te laten leren. De bedoeling is dat Aline da Cruz daar cursussen Nheengatú gaat geven aan de Tapeba-schoolmeesters. Thuis kunnen die schoolmeesters dan zelf les geven, ook aan de indiaanse kinderen. ‘Maar het Nheengatú is natuurlijk niet Aline’s moedertaal, met het gevolg dat ze de nuances mist, de accentloze uitspraak niet beheerst en niet de volledige woordenschat kent.’

Twee sprekers van Nheengatu over het doorgeven van hun taal aan volgende generaties. vertaling

‘Daarom hebben we een ambitieus plan’, zegt Wetzels met twinkelende ogen achter zijn brillenglazen. ‘Het idee is om Nheengatú-sprekende Arawak uit het noordwesten van Brazilië helemaal naar de kust te halen, naar het territorium van de Tapeba, om daar conversatielessen te geven.’ Die moedertaalsprekers weten hoe de taal echt moet klinken en voor hen is de grammatica vanzelfsprekend.

De decaan van de letterenfaculteit in Fortaleza vraagt nu aan Wetzels ofhij naar Brazilië kan komen om het project te coördineren. De universiteit is volop bezig met het voorbereiden van de cursus. Wetzels: ‘De indianen zijn erg gemotiveerd. De bedoeling is dat dit een succesverhaal wordt.’

Alles loopt op rolletjes, in Fortaleza kan de indianentaal vanaf januari 2016 gedoceerd worden. Wetzels: ‘We gaan een groep Tapeba opleiden die thuis Nheengatú praat tegen de kinderen. Resultaat zou dan zijn dat er over veertig, vijftig jaar weer Nheengatú wordt gesproken langs de Braziliaanse kust. Jawe jasu ja muña kwa muraki!’ Pardon? ‘Vast en zeker zal het ons lukken dit project tot een goed einde te brengen!’

Enkele eeuwen geleden telde de wereld nog zo’n 6.000 talen. Aan het einde van de 20ste eeuw was 90 procent daarvan uitgestorven. (Bron: NWO)

http://static1.volkskrant.nl/static/nmc ... 5Indianen/



Plaats reactie